Good Comms | Communication for good

Goede communicatie gaat verder dan moedertaal

‘Native speaker’ klinkt als een kwaliteitslabel, maar is dat wel terecht? Een kritische kijk op taal, expertise en inclusie.

Laatst hoorde ik iemand zeggen: “Voor dit project heb ik echt een native speaker Engels nodig.” Mijn wenkbrauw ging vanzelf omhoog. Niet omdat ik de intentie wantrouwde – het is een klassieker in communicatiekringen – maar omdat die uitspraak iets blootlegt wat dieper zit: een hardnekkige taalfixatie op afkomst als kwaliteitskeurmerk.

De term ‘native speaker’ klinkt professioneel, bijna geruststellend. Iemand die met een taal is opgegroeid, die zal die taal toch wel beheersen? Zeker in Nederland, waar er een hardnekkige obsessie is met native speakers, een soort taalkundige variant van: “Hij komt uit Frankrijk, dus hij zal wel een Michelinster kok kunnen zijn.”

En het zit diep. Afgelopen week hoorde ik ook nog een communicatieprofessional zichzelf voorstellen als ‘native English speaker’, op een toon die deed vermoeden dat dit een officiële ISO-certificering betrof. Maar als we taalvaardigheid blijven framen als iets dat je in de wieg meekrijgt, houden we precies het stereotype in stand: dat alleen native English ‘echt goed Engels’ is, alsof taal alleen telt als het in accentloos Brits of Amerikaans komt, met bijbehorende woordenschat en stijl.

different language, international, translation, education, hello, translation, translation, translation, translation, translation, hello
Als we taalvaardigheid blijven framen als iets dat je in de wieg meekrijgt, houden we precies het stereotype in stand dat alleen native English ‘echt goed Engels’ is.

Moedertaal is geen magische superkracht

“Native speaker” is geen kwaliteitslabel. Je zou het bij andere competenties ook niet zeggen:
We zoeken een native economist voor deze begroting.” Of: “Deze presentatie moet echt goed, dus graag een native PowerPoint-gebruiker.”

Toch gebeurt het bij taal voortdurend.

Het probleem? Iemand die met een taal is opgegroeid, is niet per definitie goed in schrijven, spreken of overtuigen. Professionele communicatie vraagt meer dan taalgevoel. Het vraagt om:
• Begrip van context en doelgroep
• Bewuste toonzetting
• Interculturele sensitiviteit
• Doelgerichtheid en nuance

Er zijn genoeg native speakers die grammaticaal broddelwerk afleveren, en minstens zoveel meertaligen die haarfijn, helder en overtuigend communiceren. In internationale organisaties maken juist deze professionals het verschil. Mensen die taal functioneel inzetten: met oog voor toon, context en bedoeling (House, 2015).

Maar wij zoeken iemand met nuance!

En dan komt steevast het konijn uit de hoge hoed:
“Ja maar… we zoeken iemand die écht de nuance begrijpt.”
Alsof nuance iets is wat je met je moedermelk binnenkrijgt, ergens tussen je eerste woordje en je eerste aflevering Downton Abbey.

Maar dat is precies het misverstand.
Nuance begrijpen is geen aangeboren talent. Het is iets dat je ontwikkelt: met empathie, cultureel bewustzijn en doelgericht taalgebruik.
Het is geen moedertaal-superkracht.
Het is een communicatievaardigheid.

De sociale lading van 'native speaker'

De term ‘native speaker’ klinkt neutraal, maar is dat niet. Hij draagt sociale bagage mee. Want als we zeggen dat we een native speaker zoeken, zeggen we eigenlijk: “We vertrouwen jouw taalgebruik pas als je ermee bent opgegroeid.”

Dat sluit mensen uit. Vooral meertalige professionals, migranten, mensen met een accent, of mensen die zich in een andere taal hebben gespecialiseerd dan de taal van hun paspoort. Terwijl zij vaak juist bewuster met taal omgaan, omdat ze die taal hebben geleerd, bestudeerd en geoefend met het doel om effectief te communiceren (Kubota & McKay, 2009).

In internationale werkomgevingen, waar Engels vaak de voertaal is maar zelden iemands moedertaal, is de native-norm niet alleen onrealistisch. Het is onwenselijk. Want het voedt het idee dat sommige stemmen automatisch geloofwaardiger zijn dan andere. En dat is een gemiste kans.

Wist je dat...?


Slechts 5% van de wereldbevolking is native speaker Engels. Het overgrote deel van de Engelstalige communicatie vindt dus plaats tussen niet-native sprekers, die hun native tegenhangers vaak overtreffen in aantal met een verhouding van 3 op 1 (Takino, 2020; Clyne & Sharifian, 2008).

Wat dan wél?

In plaats van vragen naar een ‘native speaker’, kunnen we specifieker en eerlijker zijn over wat we nodig hebben. Bijvoorbeeld:

• Iemand die helder en vloeiend schrijft in het Engels
• Iemand die onze boodschap weet over te brengen naar een internationaal publiek
• Iemand die cultureel sensitief communiceert
• Iemand die zich schriftelijk goed weet uit te drukken binnen de context van onze organisatie

Klinkt minder sexy misschien dan “native speaker”, maar het levert wél betere communicatie én een inclusievere werkomgeving op.

In andere woorden

Goede communicatie is geen geboorterecht. Het is een vaardigheid. De beste taalgebruikers zijn niet per se geboren met een taal, maar hebben geleerd om haar bewust en effectief in te zetten.

Door onze focus te verleggen van afkomst naar bekwaamheid, krijgen we betere resultaten én meer diverse stemmen aan tafel.

En dat, eerlijk is eerlijk, is waar communicatie over zou moeten gaan.#

References

  • Clyne, M., & Sharifian, F. (2008). English as an international language: challenges and possibilities. Australian Review of Applied Linguistics.
  • House, J. (2015). Translation quality assessment: Past and present (2nd ed.). Routledge.
  • Kubota, R., & McKay, S. L. (2009). Globalization and language learning in the twenty-first century: Toward socially just pedagogies. The Modern Language Journal.
  • Phillipson, R. (1992). Linguistic imperialism. Oxford University Press.
  • Takino, M. (2020). Power in International Business Communication and Linguistic Competence: Analyzing the Experiences of Nonnative Business People Who Use English as a Business Lingua Franca (BELF). International Journal of Business Communication.
error: Website copy is protected.